Q&A inclusief onderwijs
Op zondag 8 september 2019 was de documentaire ‘Inclusief’ van Ellen Vermeulen te zien op Canvas. Daar een film niet alles kan tonen beantwoordt GRIP de 5 meest gestelde vragen.
1. Waarom moet er nu inclusief onderwijs zijn?
Dank zij de media weten vele onder ons ondertussen dat alle Belgische overheden in 2009 het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap geratificeerd hebben. Hierdoor hebben de overheden het engagement aangegaan stappen te zetten om deze rechten te implementeren. Het M-decreet is hiervoor een belangrijke tool en een stap in de vertaling van dit VN-Verdrag.
Wat men echter regelmatig over het hoofd ziet is dat vele ouders vragende partij zijn voor het organiseren van inclusief onderwijs voor hun kind met een handicap. Ze zijn grote voorstander van kwalitatief inclusief onderwijs met de nodige ondersteuning. Ze willen dat hun kind evenwaardig kan en mag deelnemen in de maatschappij.
2. Staat het M-decreet synoniem met inclusief onderwijs?
Met het M-decreet zijn een aantal stappen gezet om inclusief onderwijs waar te maken. Maar het M-decreet volstaat niet. Men mag wat het M-decreet op de rails zet dan ook niet verwarren met inclusief onderwijs. Kwalitatief inclusief onderwijs houdt het volgende in:
- een plan van aanpak naar één inclusief onderwijssysteem;
- voldoende, gepaste ondersteuning in het gewoon onderwijs om inclusie waar te maken;
- sterke leerzorg op fase 0 en 1;
- het intensief professionaliseren en begeleiden van leerkrachten om te kunnen lesgeven in een inclusief onderwijssysteem;
- afstemming tussen verschillende beleidsdomeinen;
- formele beleidsparticipatie voor ouders van kinderen met een handicap.
3. Kan elk kind zich inschrijven in het gewoon onderwijs? Of anders: Kunnen scholen nog een kind weigeren?
Elk kind heeft het recht om zich in te schrijven in een school voor gewoon onderwijs. Ook voor een leerling die een verslag heeft voor het buitengewoon onderwijs en die een individueel aangepast curriculum volgt in plaats van het gemeenschappelijk curriculum. De inschrijving is echter voor een leerling met een verslag onder ontbindende voorwaarde. Wat betekent dit nu?
De school kan 2 beslissingen nemen: (1) de leerling wordt definitief ingeschreven of (2) de inschrijving wordt ontbonden. Om tot deze beslissing te komen organiseert de school een overleg met de ouders, de klassenraad en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn voor de leerling. Dit overleg moet – ook bij inschrijvingen voor het volgende schooljaar - meteen na de inschrijving onder ontbindende voorwaarde opgestart worden. De beslissing over de redelijkheid van de aanpassingen moet genomen worden binnen redelijke termijn: bij inschrijvingen voor het volgend schooljaar kan die beslissing dus genomen worden vóór de start van de effectieve lesbijwoning. De uiterste datum waarop beslist wordt over de redelijkheid van de aanpassingen is 60 kalenderdagen na de start van de lesbijwoning. Indien een gewone school de inschrijving binnen de wettelijke termijn ontbindt met grondige motivering over de onredelijkheid van aanpassingen kan de ouder nog steeds beslissen om zijn kind in te schrijven in een andere gewone school.
4. Wat met het buitengewoon onderwijs?
Het buitengewoon onderwijs moet van vandaag op morgen niet worden afgeschaft. Het VN-Verdrag vraagt dit niet. Er is een stappenplan nodig om uiteindelijk binnen vijf, tien of misschien vijftien jaar uit te komen bij een inclusief onderwijssysteem. We moeten wel in rechte lijn hier naartoe gaan, stappen vooruitzetten. Daarbij moeten gewoon en buitengewoon onderwijs samenvloeien. Het huidige buitengewoon onderwijs is duidelijk niet inclusief. Maar ook het huidige gewoon onderwijs is dit niet. Met andere woorden: ‘gewoon’ gewoon onderwijs is niet inclusief.
Inclusief onderwijs wordt in Vlaanderen op veel plaatsen al waargemaakt en ook voor kinderen met een meervoudige ernstige handicap. Het is dus geen onrealistische theorie, het is maakbare praktijk.
Maar wat ouders nu voor hun kinderen terugvinden in het buitengewoon onderwijs moeten ze ook in dat inclusief onderwijs terugvinden: zorg op maat, voldoende ondersteuning, expertise, multidisciplinaire aanpak, aandacht voor hun welbevinden ... Met als pluspunt dat het inclusief is, samen met alle andere leerlingen en in de eigen omgeving. Men moet daartoe de stap maken van het denken in 'speciaal onderwijs' als een aparte plaats naar 'speciaal onderwijs' als dienstverlening'. In de VS klinkt dit als: 'special education is a service, not a place'.
5. Wanneer zijn aanpassingen redelijk/onredelijk?
Onder een redelijke aanpassing wordt verstaan: een maatregel die het effect van de beperking neutraliseert waarmee een persoon met een handicap te maken krijgt in een onaangepaste (school)omgeving.
Hoe groter de brede basiszorg hoe minder redelijke aanpassingen er dienen individueel toegekend te worden. Dat sluit aan bij het principe van Universal Design for Learning (UDL): de leerstof aanbieden op een manier die toegankelijk is voor een diverse leerlingenpopulatie door te variëren in bijvoorbeeld materialen, methoden en evaluatie.
Men gebruikt ook soms de uitdrukking ‘proportionele aanpassingen’ in plaats van redelijke aanpassingen. Hiermee bedoelt men dat een aanpassing redelijk is, als men die aanpassing en alles wat deze met zich meebrengt, bekijkt in verhouding tot de kwaliteit van het resultaat dat men ermee bekomt, namelijk de participatie van de leerling aan de les of het schoolgebeuren.
Wanneer is een aanpassing nu redelijk? Daar het begrip ‘redelijke aanpassingen’ een vaag begrip is, is er een protocol tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie[1] opgesteld ten gunste van de personen met een handicap. Afwegen of een aanpassing redelijk is of niet en in verhouding is tot de kwaliteit van het resultaat dat men ermee bekomt, kan slechts na doorlopen van een proces van afweging met toepassing van de criteria.
[1] https://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1021259.html