Minister Crevits stelt nieuw ondersteuningsmodel voor
Als reactie op een vraag van Caroline Gennez (sp.a), stelde minister Crevits in de commissie onderwijs van 18 mei (2017) het nieuwe ondersteuningsmodel voor. De vraag is natuurlijk of er nu vanaf 1 september 2017 voldoende en gepast ondersteuning zal zijn voor leerlingen met een leerstoornis of handicap in het gewoon onderwijs.
Einde van de onderhandelingen
Minister Crevits kondigde reeds begin januari een nieuw ondersteuningsmodel aan voor leerlingen met leerstoornissen of een handicap in het gewoon onderwijs. Maar onderhandelingen tussen de meerderheidspartijen en tussen het kabinet en de sociale parnters bleven maar aanslepen. Dit bracht, zoals we vanuit GRIP ook aangaven, heel wat onzekerheid bij ouders, leerlingen en leerkrachten. Caroline Gennez stelde daarom een vraag aan minister Crevits... en moest zelfs nog die vraag even uitstellen omdat de onderhandelingen maar bleven aanslepen. Dinsdag 16 mei werden dan de onderhandelingen met de vakbonden afgesloten en deze morgen de bespreking tussen de meerderheidspartijen. Dus kon de minister de vraag beantwoorden met een definitief akkoord over het ondersteuningsmodel.
Een nieuw ondersteuningsmodel vanaf 1 september
Vanaf het volgende schooljaar zal ondersteuning binnen gewone scholen dus op een andere manier gebeuren dan voorheen.
* Alle budgetten voor ondersteuning zullen worden samengevoegd: de middelen voor GON en ION, de middelen van de waarborgregeling, extra middelen (15 miljoen voor type 3 en type 2) én de middelen voor competentiebegeleiding (die wel bij pedagogische begeleidingsdiensten blijven).
* Op basis van deze geïntegreerde middelen moeten scholen voor buitengewoon onderwijs en gewoon onderwijs zich hergroeperen in regionale ondersteuningsnetwerken.
* De minister maakt zich sterk dat deze ondersteuningsnetwerken een antwoord zullen kunnen bieden aan alle noden van de leerlingen met bijzondere noden (én hun leerkrachten)
* Deze nieuwe werkwijze start vanaf 1 september 2017, maar wordt stapsgewijs uitgerold met de nodige overgangsmaatregelen.
* De omkadering van deze ondersteuningsnetwerken worden toegewezen op basis van 70% lineair (= volgens leerlingenaantallen van de scholen) en 30 % op basis van het aantal GON-leerlingen van de voorbije jaren.
* De middelen moeten ingezet worden op de klasvloer. Daar zal heel sterk op toegezien worden.
* Er is speciale aandacht voor leerlingen met verslag type 4, 6 en 7 alsook de voor de leerlingen met verslag type 2. Bij hen verloopt de inzet van middelen leerlinggebonden ('rugzakje').
Wat vindt GRIP hiervan ?
GRIP formuleerde in februari een advies over ondersteuning in het gewoon onderwijs.
Nu moeten nog afgaan op wat we konden volgen van het debat op de commissie onderwijs en hopen de komende dagen wat meer documenten te kunnen inkijken. Maar dit zijn onze eerste reacties:
* Voldoende en gepast ondersteuning binnen het inclusief onderwijs mocht niet langer uitblijven. Daarom vroegen we een grondige hertekening van de ondersteuning die aan leerlingen met een handicap of meer algemeen leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften wordt geboden. Minister Crevits slaagt er (op de valreep) in om maatregelen te nemen die ingaan vanaf 1 september en die dan de volgende schooljaren nog verder worden uitgerold. Dit waarderen we.
* Of hiermee alle noden van leerlingen met bijzondere noden in het inclusief onderwijs zullen worden beholpen is natuurlijk niet meteen in te schatten. Wat hoe dan ook goed is, is dat (mede door de extra middelen) een groep leerlingen die uit de boot viel, nu aandacht zal krijgen. Met name leerlingen met gedragsmoeilijkheden en leerlingen met een verstandelijke beperking, ook de kleuters (vroeger was er geen ION voor kleuters met verstandelijke beperking, denk bijvoorbeeld aan kleuters met Downsyndroom). Maar er blijven nog vragen, bijvoorbeeld wat betreft leerlingen met leerproblemen of lichte verstandelijke beperking ? Krijgen zij de nodige ondersteuning of kunnen die voor kwalitatief onderwijs enkel terecht in het buitengewoon onderwijs. We dringen dus aan op sterke monitoring, wat ook wel voorzien is in een stuurgroep. En vooral, in tegenstelling tot het M-decreet, hier spreekt de minister wel de ambitie uit om te voorzien wat nodig is aan ondersteuning. Daar kan ze dus de komende jaren op aangesproken worden.
* Wat hoe dan ook uitblijft is de koppeling met Persoonlijk Assistentie Budgetten (PAB) vanuit Welzijn. Hiermee dreigen leerlingen met grote ondersteuningsnoden uit de boot te vallen. We weten in dit verband dat meer dan 1000 minderjarigen op de wachtlijst staan voor een PAB. Het zou volgens ons aangewezen zijn om vanuit het streven naar inclusief onderwijs, hier meer op in te zetten.
* Er is heel veel discussie over de toewijzing van de middelen. Doet men dit best lineair (of schoolgebonden) volgens de leerlingenaantallen of op basis van diagnosestelling ? Nu gaat men dus voor die 70% / 30 %. Wat voor GRIP van belang is, is wie de regie in handen krijgt. En hier merken we dat de middelen voor ondersteuning toegewezen worden aan het buitengewoon onderwijs. De ondersteuningsteams blijven immers structureel verbonden aan het buitengewoon onderwijs. Dit roept heel wat vragen op: vertrekt men vanuit de juiste visie ? Zal dit niet blijven resulteren in een aanzuigeffect naar het buitengewoon onderwijs (wat nu bij GON ook soms vast te stellen valt) ? Zullen deze teams ver genoeg willen gaan in de ondersteuning van leerlingen met ernstige en meervoudige beperkingen ?
* Wanneer de ondersteuningsteams heel rigied worden samengesteld, zal dit de keuzevrijheid op het vlak van ondersteuning beperken. Ouders dreigen te maken te krijgen met een aanbod 'te nemen of te laten' en zullen bijvoorbeeld niet kunnen kiezen vanuit welke school voor buitengewoon onderwijs de ondersteuning komt (wat ze nu bij GON toch wat konden mee bepalen).
* In het algemeen is er de bezorgdheid rond de rol van de ouders. Caroline Gennez bevroeg de minister dan ook op dit punt en kreeg als antwoord dat er binnen ieder net een aanspreekpunt zal worden opgezet voor de ouders én dat ondersteuningsteams aangezet worden om heel sterk met de ouders samen te werken. Dit vraagt volgens ons zeker opvolging.