Huiswerk niet klaar voor ondersteuning leerlingen met een handicap in het gewoon onderwijs
In De Juristenkrant staat Annelies D’Espallier stil bij de uitspraak van de rechter over het tekort aan ondersteuning voor leerlingen met een visuele handicap en de vraag hoe men, overeenkomstig het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, werk dient te maken van inclusief onderwijs.
In juni veroordeelde de rechter de Vlaamse gemeenschap voor de schending van de redelijkeaanpassingenplicht in scholen waar drie kinderen met een visuele handicap schoollopen. De uitspraak toont volgens Annelies D’Espallier aan dat het recht op inclusief onderwijs, ondanks inspanningen van de overheid, nog altijd niet gerealiseerd is in Vlaanderen. De vraag is ook of het huidig onderwijsbeleid, met een nieuw ondersteuningsmodel, daar wel verandering in kan brengen?


Artikel verschenen in De Juristenkrant (27 september 2017, nr 354) overgenomen met toestemming.
Auteur: Annelies D’Espallier
Annelies D’Espallier is ombudsvrouw gender bij de Vlaamse ombudsdienst, maar schrijft in eigen naam.
Rechter oordeelt dat de Vlaamse Regering het discriminatieverbod schendt
Drie leerlingen met een visuele beperking gingen ieder naar een verschillende school voor gewoon onderwijs. Alle drie kregen ze zeer beperkte ondersteuning, waardoor het gewone schoolleven van de kinderen in gevaar kwam. Hun kansen op een diploma werden gehypothekeerd. De ouders van de leerlingen stapten daarom in 2016 naar de rechtbank van eerste aanleg in Brussel zetelend als in kort geding. Volgens de ouders volstonden de vier tot zeven uren GON-begeleiding die de kinderen wekelijks kregen niet om hun visuele barrières te doorbreken. In een vonnis van 26 juni 2017 oordeelde de rechter dat de Vlaamse gemeenschap het discriminatieverbod tegenover de leerlingen schond. Er moesten meer redelijke aanpassingen geboden worden: tien tot zeventien flexibel in te zetten uren GON-begeleiding voor de drie, en de aanpassingen moesten op maat gemaakt zijn en aan de noden, capaciteiten en talenten van het individu aangepast. De belasting mocht aanzienlijk, maar niet onevenredig zijn.
De uitspraak van de rechter bevestigt de eerder uitgezette bakens voor de ondersteuning voor leerlingen met een handicap. In 2011 had het hof van beroep in Gent al geoordeeld dat het discriminatieverbod, met inbegrip van de redelijkeaanpassingenplicht, onverkort geldt voor een overheid. De Vlaamse gemeenschap had de plicht toen geschonden door onvoldoende tolkuren aan te bieden aan dove en slechthorende leerlingen in het gewoon onderwijs. Ook de procedure moest anders: een wiskundig gelijke verdeling van de beschikbare tolkuren volstond niet. De specieke noden van elke individu moesten onderzocht en beantwoord worden met, waar nodig, (tolk)ondersteuning. De bakens mochten dan helder zijn, een structureel antwoord voor alle leerlingen met een handicap was niet klaar. En zo werd de Vlaamse gemeenschap opnieuw veroordeeld voor eenzelfde probleem.
VN-Verdrag
Ondersteuning als redelijke aanpassing past in het debat over inclusief onderwijs. En net dat principe heeft Vlaanderen onderschreven door zich te scharen achter het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van 2006. Zo heeft Vlaanderen erkend dat er een grondrecht bestaat voor personen met een handicap om samen met anderen naar dezelfde school te gaan en daar kwalitatief onderwijs te krijgen met uitdagingen op maat. Vlaanderen heeft zich ertoe verbonden onmiddellijk redelijke aanpassingen te organiseren en daarnaast stappen te zetten om inclusief onderwijs te realiseren, maar het proces sleept aan. Op het moment van de uitspraak in juni 2017, had het Vlaams parlement net een nieuw ondersteuningsmodel goedgekeurd dat enkele maanden later al in werking moest treden. De uitrol was haastwerk, maar in ieder geval was er nu wel huiswerk gemaakt. De vraag is of de ondersteuning die nu aangeboden wordt, dit keer wel zou slagen bij een eventuele rechterlijke toets. Enerzijds zijn er stappen vooruit. Het model beoogt ondersteuning op maat te bieden, niet alleen aan leerlingen met een specifieke diagnose, maar ook aan anderen. Dat is een inclusieve aanpak. Daarenboven zou flexibel op wijzigende ondersteuningsvragen ingespeeld kunnen worden. Anderzijds zijn er nadelen. Het model blijft voor een aantal aspecten voortbouwen op de medische indelingen die ook het buitengewoon onderwijs kenmerken. Het model is daarenboven complex en roept daardoor veel onzekerheid op. Het is nog onduidelijk op welke wijze de ondersteuning van personen uit dit model zal samengaan met onder meer persoonlijke assistentiebudgetten - en het grote tekort daaraan - en hulpmiddelen die geen onderwijsleermiddel zijn, zoals trapliften of toiletstoelen. In deze fase is het nog koffiedik kijken of dit model het door rechters vastgestelde oud zeer kan genezen. De eindvraag zal immers nog steeds zijn of de geboden ondersteuning wel voldoende is en of die inderdaad op maat gemaakt is.
Oud huis met koterijen
Ondersteuning is cruciaal voor inclusief onderwijs, maar gewoon onderwijs enkel uitgerust met extra ondersteuning, is nog geen volwaardig kwaliteitsvol inclusief onderwijs. Het huidige zogenaamde inclusieve onderwijs blijft een oud huis waaraan koterijen zijn toegevoegd. Die koterijen steunen dan nog eens op de goede wil van enkelen die echt snappen dat personen met een handicap volwaardige deelnemers aan de samenleving zijn. Dat merkte de rechter ook op. De Vlaamse gemeenschap, zo sneerde hij, leunt voor inclusief onderwijs te veel op de vrijwillige inspanningen van onder meer ouders, leraars, directies en GON-begeleiders. Het moet dus anders. Inclusief onderwijs vereist structurele hervormingen waarbij álle aspecten zoals schoolgebouwen, leermethodes, klasindelingen en nog veel meer tegen het licht gehouden worden. Een van de uitkomsten zal er waarschijnlijk uit bestaan dat de financiële puzzel niet meer zo gelegd mag worden dat grote klasgroepen lonen voor scholen. En zo moeten de binnenmuren in dat grillige huis in die renovatie ingeslagen worden zodat de inclusieve school een aantrekkelijke school is voor alle kinderen. Het is niet ondenkbaar dat het eindresultaat dichter bij het buitengewoon dan bij het gewoon onderwijs zal liggen. Een renovatie van die omvang vergt durf, visie en doorzicht. Helaas blijkt op dit moment dat diegenen die aan de kar van inclusie zouden moeten trekken, nog steeds blijven hangen bij de vraag of doorgedreven inclusie nu wel echt een internationale verplichting is. Het antwoord is eenvoudiger dan de vraag: ja. Inclusief onderwijs is een mensenrecht dat als hete aardappel wordt doorgeschoven. En die aardappel, zo moet nu opnieuw blijken uit het oordeel van de rechter, is op deze manier nog lang niet eetbaar.
Gerelateerde artikels









