Congres: 'Het recht op inclusief onderwijs'
Naar aanleiding van het verschijnen van het boek 'Het recht op inclusief onderwijs' van Machteld Verbruggen, ging op vrijdag 20 januari een congres door rond dit thema.
Centraal bij dit congres stond de vraag welke de gevolgen zijn van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap voor het onderwijs in Vlaanderen. Vanuit GRIP volgden Patrick Vandelanotte (coördinator) en Vincent Boulanger (vrijwillige medewerker) deze studiedag. Vincent zorgde voor een verslag.
De studiedag werd geopend door Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO (de Katholieke Onderwijskoepel). Zij opende met de stelling dat uitsluiting een samenleving onwaardig is, en het VN-Verdrag een concrete invulling hieraan geeft wat handicap betreft. Vlaanderen heeft volgens haar een hoge kwaliteit van onderwijs en opvang voor jongeren met een handicap. Het is dus belangrijk dat we eerst grondig de regelgeving interpreteren. De centrale vraag is immers : “Waar worden deze jongeren het best begeleid?”
Hierna kreeg professor Eva Brems (UGent) het woord over de juridische aspecten: “Mensenrechtenverdragen zijn bedoeld om algemeen en inclusief te zijn. Bij het schrijven van het eerste verdrag is men echter bepaalde groepen vergeten, en leek het alsof mensenrechten voor hun niet telden: vrouwen, kinderen, personen met een handicap. Je kan er ook niet op rekenen dat een wetgever altijd met bijzondere groepen gaat rekening houding.” Vandaar de ontstaanrsreden van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap. Daarnaast heeft het een emancipatorische inslag om een paternalistische houding tegen te gaan en wordt een sociaal model van handicap voorop gesteld. Het verdrag is door ongeveer 120 VN-lidstaten geratificeerd, en hoewel er geen rechtbank is voor mensenrechten om de naleving te garanderen, wordt in het bijgevoegd protocol een klachtenprocedure beschreven. Hier zijn in de eerste plaats de nationale rechtbanken bevoegd, maar als die tekort schieten kan een burger zich tot een internationale commissie wenden. Vanuit GRIP vroegen we even door naar het gewicht dat in Vlaanderen aan dit verdrag gegeven wordt. Professor Brems antwoordde dat het zeker niet onopgemerkt is gebleven, en dat enig verzet tegen nieuwe verdragen niet ongewoon is.
Na deze uiteenzetting geven drie experten hun kijk op de implicaties van het VN-Verdrag. Machteld Verbruggen (wetenschappelijk onderzoeker KdG) stak van wal met een verdere toelichting bij de artikels uit het VN-Verdrag. Zij stond tevens stil bij de sociale definitie voor handicap: datgene wat niet volledig 'overbrugbaar is' is en niet aanvaard wordt als “normaal” in de maatschappij, is een handicap. Bijvoorbeeld een bril dragen haalt voor veel mensen de handicap weg, maar voor wie volledige blind is blijven er drempels bestaan. Bijgevolg is er volgens Machteld Verbruggen ook een tweesporenbeleid nodig: inclusief waar het kan, individueel waar het moet. Soms is een inclusieve behandeling immers geen gunst voor de persoon met een handicap.
Annelies D’Espalier van de KU Leuven lichtte de toetsing om tot een redelijke aanpassingen te komen toe. Zij gaat daarbij uit van de inclusieve samenleving als het doel. In tussentijd kunnen personen met een beperking redelijke aanpassingen vragen voor (maatschappelijke) barrières die zij ondervinden. Een weigering van redelijke aanpassingen wordt gelijk gesteld met discriminatie.
In een interactief proces moeten de twee (of meer) betrokken partijen in openheid en op loyale wijze tot een redelijke en evenredige aanpassing trachten te komen. Het is van belang een geïndividualiseerde en gedetailleerde analyse door te voeren.
Enkele krachtlijnen:
- Een redelijke aanpassing is een maatregel die persoonlijk ervaren barrières neutraliseert
- Een aanpassing moet doeltreffend zijn.
- Een aanpassing mag geen disproportionele lasten meebrengen. De lasten alsook de capaciteit om deze lasten te dragen, worden ruim bekeken: financieel, expertise, ruimte, tijd... (De belasting mag zwaar zijn, maar geenszins kan een aanpassing leiden tot een faillissement e.d.m.)
De aanpassingenplicht is een continue verplichting. Indien o.w.v. de proporitonaliteitsanalyse op dit moment geen volledige aanpassing kan worden geboden, kan men starten met de minder dan ideale aanpassing om nadien verder te gaan. Ook als de omstandigheden veranderen, moet de geboden aanpassing worden herzien.
Professor Gunther Maes (UHasselt) ging dieper in op de afdwingbaarheid van het VN-Verdrag. Hij stelde dat er een “Hiërarchie der normen” is, waardoor de VN-Verdrag, als internationaal recht, voorrang heeft op een strijdige nationale bepaling. Wanneer we dan vanuit GRIP vroegen of dit het geval was bij het inschrijvingsrecht kwam er een nuancerend antwoord, doch de manier waarop dit onder woorden werd gebracht deed eerder vermoeden dat er reden was daartoe. Dus concluderen wij toch: het recht op inschrijving in het inclusief onderwijs is afdwingbaar op basis van het VN-Verdrag.
In de namiddag kreeg de voorzitter van de Commissie Leerlingenrecht, professor Bengt Verbeeck, het woord. , Aan de hand van enkele zaken die op de commissie voorkwamen, lichtte hij hun werking toe. Daaruit konden we distilleren dat de commissie neutraal en objectief werkt, maar ook dat de weg naar inclusief onderwijs nog lang is.
Dat werd bevestigd door professor Pol Ghesquière (KU Leuven), die vaststelde dat het %-BuSo leerlingen met 50% is gegroeid de laatste 20 jaar. Volgens hem dienen we leerproblemen meer te zien als afstemmingsproblemen en ons eerst de vraag stellen “hoe” we het kunnen oplossen en dan pas de “waar?”-vraag. Verder leek het hem opportuun leraren hierrond gerricht na te scholen.
Tot slot was er een debat tussen Katrien Cerpentier (COC), Anny Cooreman (Eureka vzw), professor Ghesquière, Geert Jacques (directeur Oefenschool Tornhout) en Inge Ransschaert, die als lector Ba-na-Ba in het buitengewoon onderwijs én namens GRIP het woord nam. In het debat kwam zij vaak aan bod met gevatte replieken tegenover de uitstellende houding van de onderwijsvakbonden: 'er is niets dat je volledig kan voorbereiden om om te gaan met personen met een functiebeperking, dus het is een kwestie van durf, en durven voortrekken'. Daarnaast verwees ze naar onder andere de gepassioneerde aard van de studenten in haar Banaba (bachelor na bachelor), als duidelijk voorbeeld dat inclusief onderwijs wel kan. Haar interventies eindigden vaak met een spontaan applaus vanuit de zaal. Verder werd ingegaan op de rol van de CLB's, de schooldirecties en de verantwoordelijkheden van elke stakeholder om bij te dragen aan een inclusief onderwijs.
De meerderheid van het publiek verliet de zaal alvast zeer enthousiast en Machteld Verbruggen beloofde haar volledige publicatie in boekvorm na te sturen.