Persconferentie: de kostprijs van inclusief onderwijs
Inclusief onderwijs beter ondersteunen. Onderzoek brengt hoge kost voor ouders aan het licht.
In opdracht van GRIP werd in de periode 2006-2008 onderzoek gedaan naar de kostprijs van inclusief onderwijs. Het HIVA en de KHLeuven stelden deze middag het resultaat van hun onderzoek voor op een persconferentie. Opvallend is de hoge ‘virtuele’ kostprijs voor de ouders. Het zijn vooral de ouders die vandaag veel investeren in bijkomende begeleiding. Zij maken hiervoor zelf tijd vrij en engageren vrijwilligers en stagiairs. Zo puzzelen ze de nodige ondersteuning bijeen. Dit coördineren vraagt veel tijd.
GRIP stelt vast dat dit ervoor zorgt dat inclusief onderwijs geen optie is voor alle ouders. Bovendien gaat er veel kennis en expertise verloren doordat men telkens vanaf nul moet beginnen. Er is nood aan een expertisecentrum dat ervaringen en kennis bundelt en ouders, leerkrachten en scholen begeleidt in hun traject.
De bijkomende investering die de school per leerling doet is vaak het dubbele als voor een gewone leerling. Het gaat vooral over de bijkomende inzet van leerkrachten. Een denkpiste van de onderzoekers is om bij de financiering van scholen deze leerlingen dubbel te tellen net zoals met GOK leerlingen gebeurt.
Opvallend is dat de kostprijs voor de overheid een stuk lager geschat wordt dan voor het buitengewoon onderwijs. Er is dus nog investeringsruimte als Minister Vandenbroucke (sp.a) beide onderwijsvormen evenwaardig wil financieren.
Alleen wanneer er met een PAB of Persoonlijk Assistentie Budget gewerkt wordt komt de meerkost op gelijk niveau met het buitengewoon onderwijs. Opvallend is dat het PAB niet zorgt voor een stijging van de totale kostprijs maar voor een verschuiving. Het PAB ontlast de ouders. De wachtlijsten in de gehandicaptensector belet echter de toegang tot deze bijkomende ondersteuning.
GRIP roept de Minister van Onderwijs op inclusief onderwijs beter te ondersteunen. Dit kan via een betere financiering van de scholen, een individueel budget voor de ouders en een betere coördinatie door de overheid.