Onderzoek: barrières bij de zoektocht naar geschikte school
Gelijke rechten voor ieder kind? Of toch niet?
Overal ter wereld voeren kinderen met een beperking, samen met hun ouders, een dagelijkse strijd om volwaardig te worden ingeschreven en opgenomen in een gewone klas. Ondanks het feit dat het recht op inschrijving in een school naar keuze en het recht op ondersteuning vervat zit in tal van nationale en internationale wetten en verdragen, blijkt dat in de praktijk niet altijd zo eenvoudig te zijn. Hieronder vindt u de korte masterproef orthopedagogiek van een onderzoek dat hieromtrent gevoerd werd in opdracht van Ouders voor Inclusie (OVI) en in het kader van een masterproef orthopedagogiek aan de Universiteit Gent.
Onderzoek
Centraal in het onderzoek van Marlies Dupont staat de vraag welke barrières ouders ondervinden bij de zoektocht naar een geschikte school voor hun kind met een beperking.
Deze vraag werd geoperationaliseerd via twee wegen. Enerzijds werd aan 442 ouders gevraagd een korte schriftelijke vragenlijst in te vullen. 76 ouders vulden deze vragenlijst in. Op basis van deze antwoorden en vastgelegde selectiecriteria werden 27 ouders weerhouden waarbij we een uitgebreide vragenlijst afnamen. Later werd onze doelgroep vernauwd tot 17 ouders, goed voor een contactopname met 88 scholen. Het verhaal van deze ouders vindt u ook terug in de resultaatsverwerking. In de vragenlijst werden vier domeinen verkend:
- de schoolkenmerken;
- de zoektocht naar en binnen 1 specifieke school;
- de kennis over en al dan niet tussenkomst van de Commissie inzake leerlingenrechten en het Lokaal Overlegplatform;
- de uiteindelijke school waar het kind werd ingeschreven en de mate van tevredenheid van de ouders hierbij.
Anderzijds werd ter illustratie van bovenstaande gegevens de onderzoeksvraag ook bevraagd via een uitgebreid kwalitatief interview met 1 ouder.
Resultaten en conclusies
Een eerste belangrijke overkoepelende conclusie is dat ondanks het ruime wettelijke kader de ouders nog tal van barrières ondervinden bij de zoektocht naar en inschrijving in een reguliere school voor hun zoon/dochter met een beperking (Zo werden bijvoorbeeld verschillende leerlingen met een beperking resoluut geweigerd, zonder een draagkrachtafweging te maken of zonder dat de bevoegde persoon zelfs nog maar geluisterd had naar hun verhaal).
Er is met andere woorden een kloof tussen de structuur en cultuur van inclusie en de realiteit of de dagdagelijkse praktijk. Een concrete illustratie van de subjectieve benadering van het inschrijvingsrecht zien we bij de moeilijkheden die ouders ondervinden om hun kind in te schrijven bij de overgang van de ene school naar de andere (kleuter naar lager, lager naar secundair) of de overgang naar een volgende graad binnen de secundaire school.
Het Decreet Gelijke Onderwijskansen garandeert het recht op inschrijven in een school naar keuze. Toch worden er nog steeds kinderen uitgesloten in de door hen gekozen school. Dit duidt erop dat het inschrijvingsrecht zich in het spanningsveld bevindt tussen het recht op inclusief onderwijs en de autonomie van de school om leerlingen in te schrijven/te weigeren. Als men wil dat ieder kind, ook een kind met een beperking, beroep kan doen op het inschrijvingsrecht, zal in de implementatie van dit recht op inschrijving verder geïnvesteerd moeten worden.
Een tweede overkoepelende conclusie is dat ouders weinig of niet ondersteund worden. Noch bij hun zoektocht naar een school, noch bij de verschillende stappen die ze ondernemen in de communicatie met de school zelf.
Naast de twee aangehaalde algemene conclusies, kunnen we uit dit onderzoek ook een aantal specifieke conclusies trekken.
- De motivering van de ouders voor hun schoolkeuze voor hun zoon/dochter met een beperking zijn quasi gelijklopend met deze die de ouders van andere kinderen aangeven.
- De eerste contactopname met een eerste school vond reeds vroeg op het schooljaar (in het eerste of tweede trimester) plaats. De uiteindelijke beslissing omtrent het al dan niet inschrijven van hun zoon/dochter kregen de ouders echter pas veel later. Dit leidde er toe dat vele ouders op het eind van het derde trimester of in de grote vakantie nog vlug op zoek moesten naar een nieuwe school. Dit is deels te wijten aan het feit dat de officiële inschrijvingsperiode in een school pas in het derde trimester valt (met uitzondering van enkele gevallen, zoals de voorrangsregeling voor broers en zussen).
- Bij iets meer dan de helft van de negatieve beslissingen werd het argument draagkracht aangehaald als reden (met of zonder extra uitleg). De meest aangehaalde argumenten van de scholen hiervoor zijn het onvermogen om de extra zorg en ondersteuning voor deze leerling op te nemen en het feit dat de leerkrachten deze taak niet zien zitten. Bovendien werden de ouders bij het merendeel van de gecontacteerde scholen niet betrokken bij de draagkrachtafweging. Er werd niet gevraagd naar de mogelijkheden en beperkingen van het kind. De school peilde niet naar de ondersteuningsbehoeften noch naar de beschikbare ondersteuning van het kind. Er werd niet gevraagd naar de verwachtingen van de ouders, ...
- De overgrote meerderheid van de ouders ontving geen papieren document van deze negatieve beslissing. Dit leidt tot heel wat ‘weigeringen onder de tafel’. Aangezien de scholen officieel niet weigeren, wordt het Lokaal Overlegplatform (LOP) niet op de hoogte gebracht en worden de ouders bijgevolg ook niet geholpen bij hun zoektocht naar een andere school. Verder zorgt het gebrek aan een officieel document ervoor dat ouders weinig materiële bewijzen in handen hebben wanneer ze verdere stappen willen ondernemen ten aanzien van deze negatieve beslissing van de school.
- Als we peilen naar de kennis van de ouders met betrekking tot de twee instanties, het LOP en de Commissie inzake Leerlingenrechten, dan zien we dat een kleine meerderheid van de ouders het LOP kent. Slechts enkele ouders kennen de Commissie en de werking hiervan. Een georganiseerde verdeling van informatie inzake het bestaan en de werking van deze organen, via de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s) of de scholen, zou de ouders zeker ten goede komen.
- Ten slotte zagen we dat de zoektocht naar een geschikte school een enorme emotionele impact heeft, zowel op de ouders als op de andere gezinsleden.
Wat doet GRIP?
GRIP heeft reeds in 2003 een beleidsvoorstel gedaan met betrekking tot de dringende realisatie van inclusief onderwijs in Vlaanderen.
GRIP wil het probleem van een tekort aan inschrijvingsrecht verder aan de kaak stellen. Met de gegevens van het onderzoek zullen we aankloppen bij de minister van Onderwijs, Pascal Smet, de politieke partijen, vakbonden en andere belangrijke koepels/organisaties, in de hoop hen bewust te maken van dit probleem en een betere afstemming te bewerkstelligen tussen het inclusieve beleid en de praktijk.
Uiteindelijk willen we er ook op duiden dat de barrières bij de inschrijving slechts een klein deel vormen van de moeilijkheden die ouders ondervinden. Zelfs wanneer een leerling met een beperking ingeschreven is in een gewone school, biedt dit geen garanties voor een verder succesvol verloop binnen deze school.