Reactie GRIP op het advies van de VLOR ‘Een pleidooi voor strategische beleidsplanning om inclusief onderwijs te kunnen realiseren’
Met het M-decreet zette het onderwijs in Vlaanderen in 2015 de eerste stappen richting een inclusief onderwijssysteem. De voorbije 5 jaar is het M-decreet al regelmatig bijgeschaafd en we zijn er nog niet. De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) formuleerde op eigen initiatief een advies met betrekking tot inclusief onderwijs. In dit advies geven ze de richting aan waarin het onderwijs voor kinderen en jongeren met specifieke noden moet evolueren, zowel op de lange termijn als op de korte termijn.
De VLOR organiseerde, ter voorbereiding van dit advies, in totaal 5 dialoogtafels met: maatschappelijke middenveldorganisaties; andere beleidsdomeinen (Welzijn, Volksgezondheid, Werk, Kinderopvang); ouders en lerenden; ondersteuningsnetwerken en scholen; wetenschappelijke experten.
Het Netwerk Onderwijs van GRIP boog zich over het advies en kwam tot de volgende conclusies:
Inclusie is de ambitie
De VLOR blijft naar voren schuiven dat inclusie de ambitie is en pleit voor een haalbaar transitieproces steunende op 7 beleidsassen.
GRIP vindt het echter een gemiste kans dat de VLOR zijn advies nog steeds formuleert met een tweesporen onderwijs[1] in plaats van één inclusief onderwijssysteem. De definities inclusie en inclusief onderwijs blijven nogal vaag en zijn niet conform het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap. Om te evalueren naar één inclusief onderwijssysteem dienen zowel gewoon als buitengewoon onderwijs op te gaan in een nieuwe onderwijsvorm: inclusief onderwijs. Dit betekent zeker niet het afschaffen van het buitengewoon onderwijs van vandaag op morgen. Er is een stappenplan nodig om als het ware een fusie van gewoon en buitengewoon onderwijs mogelijk te maken.
[1] Scholen voor gewoon onderwijs en scholen voor buitengewoon onderwijs
7 beleidsassen
Universal Design
De VLOR adviseert dat onderwijsveranderingen vanaf het begin moeten inspelen op wat alle leerlingen nodig hebben om goed te kunnen leren, dus ook de leerlingen met een handicap.
GRIP is grote voorstander van het Universal Design principe. Hoe minder uitzonderingen er nodig zijn, hoe meer iedereen als normaal wordt beschouwd en hoe minder er dus kan gediscrimineerd worden.
Een transversaal beleid
Via transversaal beleid wil de VLOR andere beleidsdomeinen zoals Welzijn, Gezondheid, Werk en Mobiliteit een actieve rol laten spelen om inclusief onderwijs te kunnen realiseren.
GRIP pleit al verschillende jaren voor een meer transversaal beleid binnen onderwijs. PAB’s kunnen bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen in het meer realiseren van inclusief onderwijs. We vinden het dan ook spijtig dat de VLOR in dit advies geen aandacht besteedt aan het PAB.
Een continuüm aan leeromgevingen gebaseerd op een continuüm aan zorg
Het zorgcontinuüm vormt in het onderwijs de basis voor de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsnoden. In het advies staat dan ook te lezen dat het verder uitbouwen van het zorgcontinuüm noodzakelijk is.
Ook GRIP vindt dit noodzakelijk en meer specifiek: fase 0 en 1 van het zorgcontinuüm hebben volgens GRIP nog veel groeimarge.
Uitklaren van de rol van het buitengewoon onderwijs
De VLOR geeft aan dat de plaats van het buitengewoon onderwijs in een inclusief onderwijssysteem dient herbekeken te worden. Maar de VLOR blijft vasthouden aan gesegregeerde settings voor bepaalde leerlingen.
GRIP had hier een progressiever advies verwacht. Onder een inclusief onderwijssysteem verstaat GRIP dat inclusief onderwijs voor alle leerlingen met een beperking de eerste optie is en dat zoveel mogelijk, in principe alle leerlingen, in dezelfde scholen en klassen les volgen: ‘Special education is a service, not a place’.
De leerling als voorwaardige partner bij het uittekenen van onderwijsleertrajecten
Net zoals de VLOR vindt GRIP dat een leerling inspraak moet hebben in zijn onderwijsleertraject. GRIP is zelf de mening toegedaan dat een leerling medezeggenschap en controle dient te krijgen over de middelen voor ondersteuning binnen het inclusief onderwijs.
De ouders als volwaardig partners
Voor GRIP is het een evidentie dat net zoals de leerlingen, ook hun ouders worden meegenomen als volwaardige partners in het onderwijsleertraject van hun kind.
Basisopleiding en professionalisering
Een veranderingsproces vraagt aanpassingen, zaken moeten anders worden aangepakt. Zoals de VLOR aangeeft hebben de personeelsleden hierbij opleiding, professionalisering en ondersteuning nodig. Ook GRIP is die mening toegedaan.
Algemene conclusie
De Vlaamse Regering heeft een nieuw begeleidingsdecreet aangekondigd om het proces naar meer en betere inclusie in goede banen te leiden. Natuurlijk staat de timing nu onder druk door de coronacrisis. Maar het is vooral nog onduidelijk wat het nieuwe begeleidingsdecreet juist zal inhouden. We horen daar verschillende signalen rond. Voor GRIP staat voorop dat het recht op inclusief onderwijs versterkt wordt overeenkomstig de bepaling van de antidiscriminatiewetgeving en het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap.
GRIP vindt het belangrijk dat ook de verenigingen van personen met een handicap betrokken zijn bij deze belangrijk beleidsontwikkeling. We begrijpen dat de opmaak van een conceptnota vertraging oploopt, maar de coronacrisis mag geen excuus zijn voor een tekort aan betrokkenheid van de ouders en de leerlingen waar het hier om draait. De minister verwijst naar de VLOR. Maar in de VLOR is er geen formele vertegenwoordiging vanuit de verenigingen van personen met een handicap voorzien. Sinds het aantreden van minister Weyts is er nog geen enkel formeel contact doorgegaan tussen het kabinet en de grote groep verenigingen uit het middenveld van personen met een handicap. Wij zijn daar absoluut vragende partij naar. Er ligt trouwens al twee jaar een voorstel op tafel voor meer beleidsparticipatie waar niets mee gedaan wordt. Hier dreigt weer een nieuw decreet tot stand te komen zonder betrokkenheid van de ouders en de leerlingen waar het om draait. We kijken dus uit naar een initiatief van de minister om rond te tafel te gaan zitten en wat ons betreft voldoet de huidige werking van de VLOR daar niet aan.