Hoe verder met het M-decreet?
De Vlaamse, federale en Europese verkiezingen komen er aan en onderwijs is een hot topic in aanloop naar deze verkiezingen. Het M-decreet wordt alweer druk bediscussieerd.
‘Allemaal de schuld van het M-decreet?’
Door de veranderlijke maatschappij en de groeiende diversiteit binnen de maatschappij is het onderwijs aan een update toe. Dit zet druk op het huidige onderwijssysteem. De personeelsleden ervaren een stijgende werkdruk waardoor er ook een lerarentekort ontstaat. Op woensdag 20 maart 2019 was er een grote onderwijsstaking om aan te geven dat het niet meer houdbaar is. Men duidt als schuldige voor deze problemen heel vaak het M-decreet aan.
Een motie om onder andere het M-decreet bij te sturen
Op dezelfde dag als de staking werd er in het Vlaams Parlement een actualiteitsdebat gehouden over voorgenoemde staking. Dit resulteerde in een ‘motie’ aangenomen door CD&V, N-VA, Open Vld, sp.a en Groen. In de motie zijn er zeven intentieverklaringen opgenomen waaronder meer investering in het basisonderwijs, die ze beloven uit te voeren in de volgende regering.
Met betrekking tot het M-decreet is het volgende opgenomen in de motie:
‘het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (M-decreet) zowel inzake regelgeving als inzake uitvoering op alle onderwijsniveaus evalueren en bijsturen zodat alle leerlingen, zowel in het gewoon als het buitengewoon onderwijs de gepaste ondersteuning krijgen waarbij de grootste leerkansen worden gegarandeerd;’
Voor GRIP is verklaring dat het M-decreet moet geëvalueerd worden en bijgestuurd een wat holle uitspraak die vooral neerkomt op een politiek spelletje. Het M-decreet is immers geen doel op zich. Het gaat hem om een transitieproces naar inclusief onderwijs. In een dergelijk veranderingsproces dient men automatisch én permanent te evalueren en bij te sturen. Dus ook nieuwe maatregelen te nemen. Het M-decreet is geen decreet dat af is, maar een aanbouwdecreet.
Hoe verder met het M-decreet?
GRIP ziet zeker een aantal knelpunten die best met bijkomende maatregelen worden aan gepakt.
Verschillende leerkrachten hebben de laatste weken hun klas geschetst: grote klas met leerlingen met DCD, dyslexie, dysorthografie, ADHD, moeilijke thuissituatie, problemen met de Nederlandse taal, laag zelfbeeld, … In het onderwijs bepaalt men de zorg van een leerling aan de hand van zorgcontinuüm (zie figuur). Voorgenoemde leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften horen in dit continuüm in fase 0 en 1[1].
We merken dat vele leerkrachten de werkdruk wijten aan leerlingen binnen fase 0 en 1. Scholen zijn met andere woorden nog niet sterk genoeg om deze leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum volgen maar specifieke onderwijsbehoeften hebben, kwaliteitsvol onderwijs te geven.
Voordat het M-decreet ingevoerd was, zaten deze kinderen ook al in het gewoon onderwijs. De maatschappij is er zich misschien gewoon meer van bewust dat men niet alleen les moet geven aan de middenmaat maar dat alle leerlingen, zowel de ‘sterkere’ als de ‘zwakkere’, onderwijs op maat moeten krijgen. Dat elk kind uniek is, ontwikkelt op eigen tempo, eigen competenties heeft waardoor er van de leerkrachten meer differentiatie gevraagd wordt. Maar dit heeft niets met het invoeren van het M-decreet te maken.
GRIP meent dat de bijkomende investering die voorzien worden voor het basisonderwijs best benut worden om de leerzorg op fase 0 en 1 te versterken.
[1] Fase 0 is de brede basiszorg die aan alle leerlingen wordt aangeboden en wordt door de klasleerkracht toegepast en opgevolgd. Wanneer blijkt dat de leerling meer nodig heeft bekijkt het zorgteam van de school hoe de leerling extra zorg kan krijgen binnen de school. Men spreekt hier van verhoogde zorg of fase 1 binnen het zorgcontinuüm. Binnen fase 0 en fase 1 is het CLB, het ondersteuningsnetwerk en het buitengewoon onderwijs niet betrokken.
Inclusief onderwijs
GRIP heeft reeds meermaals aangegeven dat het M-decreet niet meer is dan ‘inclusie-light’. Dat men nu vaak tot de uitspraak komt dat ‘inclusie niet lukt’ heeft volgens GRIP veel te maken met het feit dat het M-decreet nog niet stevig genoeg is uitgebouwd om kwaliteitsvol inclusief onderwijs mogelijk te maken. Het M-decreet moet volgens ons verder bijgestuurd worden. Maar in de eerste plaats door stevigere maatregelen in te voeren om leerlingen met een gemotiveerd verslag of een verslag buitengewoon onderwijs (fase 2 en 3), school te laten lopen in het gewoon onderwijs.
GRIP denkt daarbij onder meer aan:
- Betere monitoring: onder meer cijfers over het aantal leerlingen die met een verslag buitengewoon onderwijs school lopen binnen het gewoon onderwijs
- Objectief de juiste knelpunten binnen het onderwijs te benoemen waaronder problemen op fase 0 en 1 in het zorgcontinuüm (in plaats van “het is allemaal de schuld van het M-decreet).
- Een gelijkschakeling van de ondersteuning voor leerlingen met een verslag buitengewoon onderwijs. Dit wil zeggen: dezelfde middelen voor een traject binnen de gewone school als voor een traject in het buitengewoon onderwijs. Dit wordt voorzien vanaf 1 september 2019 voor de leerlingen met een verslag type 2, 4, 6 of 7 (zie artikel: Doorbraak ondersteuning voor leerlinge met een handicap in het gewoon onderwijs). Maar dit zou ook voor andere leerlingen moeten worden toegepast zoals leerlingen met autisme.